Martin, een 53-jarige vader die binnenkort opa wordt, “werkte welbewust mee aan een wereld die letterlijk over lijken gaat. Hij was een schakel in een verwoestend drugsmilieu. En dat terwijl hij eerder zelf had ervaren hoe verslavend cocaïne is en dat dit spul alles om je heen vernietigt. Het geld dat hij ermee verdiende moet naar de samenleving die hij zoveel schade heeft toegebracht.”
Aan het woord is officier van justitie Jan-Pieter Dees. Op 30 september 2021 motiveert hij in de rechtbank in Den Bosch zijn eis tegen een vermeende drugsdealer die op 12 maart dat jaar in het Brabantse Duizel werd aangehouden. Deze Martin is drie maanden geobserveerd door agenten in burger. Zij constateerden een voortdurende handel in harddrugs, waarover Meld Misdaad Anoniem al maanden eerder getipt was. In zijn verhoor vertelde Martin dat hij reeds een half jaar dealde. Later maakte hij daar drie maanden van, wat de officier ongeloofwaardig vindt. Ook omdat enkele klanten van Martin – opgespoord dankzij het vorderen van belgegevens bij de provider – reeds een half jaar contact met hem hadden.
De officier rekent voor: acht klanten die twee keer per week één gram cocaïne kochten. Uitgaande van 50 euro per gram is dat 800 euro omzet per week. Een negende klant nam dagelijks één gram af en leverde zodoende 350 euro per week op. Deze illegale handel duurde tenminste 25 weken en genereerde een totale omzet van 28.750 euro. Met een gebruikelijke winst van 50 procent is het ‘wederrechtelijk verkregen voordeel’ 14.375 euro.
Verdachte: “Zoveel heb ik nooit verdiend.”
Officier: “Hoe zit het dan wel? Dit is geen heel ingewikkelde rekensom. Er wordt uitgegaan van de gebruikelijke tarieven.”
Verdachte: “Ik betaalde voor één gram 35 euro en verdiende daar 15 euro mee.”
Officier: “Hoe komt dat zo, bent u zo’n slechte onderhandelaar?”
Verdachte: “Ik heb nooit goedkopere coke kunnen vinden.”
Op de Ford Ka waarmee Martin de cocaïne soms naar klanten reed, ligt strafrechtelijk beslag. Ook op de 15 gram voorraad die bij hem thuis werd aangetroffen en op een 50 euro-biljet in een envelop – aangenomen wordt dat dit geld direct afkomstig is van een klant. Verder lag er nog 850 euro cash in Martins huis, waarop conservatoir beslag ligt (ter verzekering van betaling van de ontnemingsvordering). In een lade vond de politie gripzakjes en binders, waarmee drugs voor uitgifte geprepareerd wordt. Dat geldt als bewijs.
Martin is een bekennende verdachte, al vanaf zijn eerste politieverhoor. Bij aanvang van de strafzitting wees politierechter Nathalie Flikkenschild hem op zijn rechten. “U bent hier vandaag als verdachte. Dat betekent dat u geen antwoord hoeft te geven op vragen die aan u worden gesteld. U moet wel goed opletten. Is dat duidelijk voor u?” Hoewel Martin toegeeft dat hij dealde, maken hij en zijn advocaat Leon Klewer wel een reeks kanttekeningen. Die richten zich zowel op de berekening van de ontnemingsvordering als op de persoonlijke omstandigheden.
En op de arrestatie, die er volgens Martin niet zachtzinnig aan toe ging. “Ze sloegen met een stormram mijn voordeur eruit. In de hal stonden opeens allemaal agenten met helmen en schilden. Ik werd lomp de woonkamer in geduwd en op de grond gewerkt, terwijl ik zwaar rugpatiënt ben en helemaal niet tegenstribbelde. Alsof ik een of andere moordenaar ben! Had de politie gewoon aangebeld, dan had ik open kunnen doen. Ik snap er nog steeds niks van.”
De persoon van de verdachte
Wie is Martin? Opvallend is de tatoeage op zijn kale achterhoofd, van kruin tot nek. Een rijk gedecoreerd kruis met armen van gelijke lengte. Verder loopt hij er gewoontjes bij: capuchontrui, spijkerbroek, bril. Het is alweer twintig jaar geleden dat hij tegen de lamp liep vanwege soortgelijke delicten. Sindsdien als beroepscrimineel de politie te slim af? Allerminst, beweert hij zelf. “Ik heb een groot deel van mijn leven gewoon gewerkt en voor vrouw en kinderen eten op de plank gebracht.” Twee jaar terug verklaarde het UWV hem honderd procent arbeidsongeschikt. “Mijn hele lichaam naar de filistijnen gewerkt”, zegt hij daar zelf over. Wat meespeelde: een verkeersongeluk en een kwaal die resulteerde in twee longoperaties. Lang worstelde hij met ritalin om zijn ADHD te temperen, “maar daarvan werd ik een zombie”. Cocaïne gebruikte hij jarenlang, maar nu niet meer. De Reclassering heeft aan Martin geen lastige klant. Hij doet er volgens deze instantie alles aan om weer een goed burger te zijn. De kans dat Martin opnieuw de fout ingaat wordt “als laag” ingeschat.
Het leven begon net weer een beetje zin te krijgen, zegt Martin over de periode voorafgaand aan zijn aanhouding. Weliswaar dealde hij zo nu en dan om zijn uitkering aan te vullen, maar de grootste ellende liet hij inmiddels achter zich. Het contact met zijn twee volwassen dochters, die hem vaak langs de afgrond zagen scheren, was weer naar behoren. Groot was dan ook de schok toen hun vader na de inval meteen twee dagen in voorlopige hechtenis werd genomen. “Mijn kinderen zeiden: pap, als je nog een keer met justitie in aanraking komt, nemen we afscheid van je.” Martin verzekert de rechter dat zijn recidivekans “nul” is. Voor zijn bejaarde ouders, bij wie hij nu inwoont omdat hij wegens deze zaak zijn sociale huurwoning is kwijtgeraakt, is hij mantelzorger. “Ik probeer een goede zoon en een goede vader te zijn. En straks opa voor een kleinkind.” Martin prijst zichzelf dat hij er altijd weer bovenop is gekomen. “Ik heb altijd alles zonder hulp gedaan.”
Officier: “Wat zou een gevangenisstraf voor u betekenen?”
Verdachte: “Een hel. Ook voor mijn lichamelijke gezondheid. De gevangenis is geen goede omgeving voor mij. Mijn ouders en kinderen zullen er ook aan onderdoor gaan als ik vastzit.”
Officier: “U zei: ik heb nooit om hulp gevraagd. Dat kun je ook zien als een zwakte. Had u eerder om hulp gevraagd, dan stond u misschien niet terecht voor deze feiten. Doe je alles steeds op eigen kracht, dan kun je op een gegeven moment in de verleiding komen weer dezelfde foute keuzes te maken.”
‘Praten als het niet goed gaat’
Waar de officier overtuigd is van de correctheid van de berekening voor ontneming, neemt de politierechter die niet voetstoots aan. “Geen fijne situatie als ik dat zo lees”, zegt ze tegen Martin. “Vertelt u eens.” Ze stuurt het verhoor vervolgens met een reeks vragen. Hoeveel maanden Martin al cocaïne verkocht, wat de inkoopprijs was, hoeveel klanten, hoe vaak die hoeveel gram kochten, of hij ook anderen drugs verkocht, hoe de contacten verliepen, aan de deur of buiten, hoeveel gram er meestal in voorraad was. Martin antwoordt dat hij 4 à 5 klanten had, dat hij altijd voor 35 euro in moest kopen en voor 50 euro verkocht, dat hij drie maanden dealde, hooguit vier. “Ik gebruikte zelf en ben toen stilletjesaan begonnen met dealen. Ik begon met één vaste klant.” Klopt het dat er zoveel winst is gemaakt als de officier van justitie beweert, vraagt de rechter ten slotte. Martin, resoluut: “Nee.”
Wat is een passende straf? “Ik acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, maar twijfel over de eis”, denkt de officier hardop. “Ik weeg mee dat meneer een oprechte indruk maakt en een positieve houding naar de toekomst heeft, maar de handel in drugs en het bezit ervan is strafbaar. Meneer heeft de keuze gemaakt om op die manier zijn geld te verdienen. Is hij detentieongeschikt? Welnee, dat overleeft hij wel. Toch ga ik voor een voorwaardelijke gevangenisstraf, van een half jaar. En een taakstraf van 240 uur. De reclassering adviseert geen bijzondere voorwaarden. Toch wil ik er nogmaals op wijzen dat het ook een zwakte kan zijn als je alles op eigen kracht doet. De les voor meneer is om te gaan praten als het even niet goed gaat. Anders kom je al snel in de verleiding om al die contacten in het drugscircuit binnen no-time weer op te bouwen. Ik wijs de ontnemingsvordering van 14.375 euro toe: misdaad mag niet lonen. Terugbetaling zal tijd kosten, maar meneer heeft geen schulden.”
‘Excessief geweld bij aanhouding’
De advocaat benadrukt dat zijn cliënt “van begin af aan volledig meewerkte” aan het onderzoek naar het wederrechtelijk verkregen voordeel. “Het is lastig om hier met bonnetjes te komen, maar hij is altijd heel eerlijk geweest. Ik zie daarom niet in waarom we aan die 15 euro winst moeten twijfelen.” De advocaat vraagt de rechter om uit te gaan van een aantal klanten die wekelijks twee gram afnamen en een winst van 15 euro per gram. De periode? Maximaal twaalf weken, gelijk aan het aantal weken dat de politie zijn cliënt observeerde. Zodoende komt de advocaat uit op 286 transacties en een totale winst van 4.290 euro.
“Bij de aanhouding is veel geweld toegepast, excessief geweld”, vervolgt hij. “Meneer gaf aan dat hij wilde meewerken en toch wordt hij op de grond geduwd. Meneer is zich kapot geschrokken. Hij kan zich overigens best goed redden in het leven, hij staat immers niet elke dag voor u. De officier zegt dat cliënt geen schulden heeft, maar dat is niet waar. Hij heeft een Belastingschuld. Door deze zaak verloor hij bovendien zijn woning en trok hij bij zijn ouders in. Op zijn auto ligt beslag. Hij kan geen nieuwe kopen. Dat vindt hij heel erg.”
De rechter richt zich tot de verdachte: “Goed, ik ga zeggen wat ik ervan vind. Maar daarvoor moet ik eerst nog iets uitrekenen. Moment, ik heb daarvoor mijn telefoon nodig.”
Verdachte: “Oké.”
Rechter: “Ik acht beide feiten – handel en het bezit van cocaïne – wettig en overtuigend bewezen. Kijk ik naar de ‘oriëntatiepunten voor straftoemeting’ dan staat er op drie maanden dealen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Gewoon bij de eerste keer, zes maanden zitten. Aangezien u zelf verslaafd bent geweest, wist u met wat voor ellende u uw klanten opzadelde. Ik zie ook dat u nu echt bezig bent uw leven een andere invulling te geven. Daarom geef ik u een lagere straf dan het uitgangspunt.”
Het vonnis is – met uitzondering van de ontnemingsvordering – gelijk aan de eis van OM: een voorwaardelijke celstraf van zes maanden (proeftijd twee jaar) en een taakstraf van 240 uur. Voor de twee dagen die Martin reeds gezeten heeft, brengt de politierechter vier uur taakstraf in mindering. De Ford Ka krijgt hij niet terug, die is bij dezen verbeurd verklaard.
“Over de ontneming, zeg ik u dit: ik acht het aannemelijk dat er geld is verdiend. Uw advocaat legt gemotiveerd uit waarom u minder verkocht dan het OM denkt. Hij heeft het over 286 transacties, gedurende drie maanden. Behaalde u 15 euro of 25 euro winst per gram? Natuurlijk begrijp ik dat u niet met bonnetjes kan komen, maar die 25 euro is wel op basis van jurisprudentie. Dan kom ik uit op 286 maal 25 euro is 7.150 euro. Dat moet u betalen. Betaalt u niet op tijd, dan wordt u 143 dagen in gijzeling genomen, waarna u alsnog moet betalen.”
Conform het protocol wijst de politierechter de verdachte erop dat als hij het niet eens is met deze beslissing, hij binnen twee weken in hoger beroep kan. “Dan kijkt het hof ernaar. U kunt ook zeggen: ik doe nu afstand van het hoger beroep. Het lijkt me goed als u dit met uw advocaat bespreekt.” Verdachte en advocaat kijken elkaar aan en kiezen voor de geboden bedenktijd. Politierechter: “Goed, dat was het voor vandaag. Veel succes met alles, meneer. Laten we hopen dat u op de positieve weg blijft doorgaan. Martin: “Dat komt helemaal goed.”