De rechtbank van de toekomst: wat is wenselijk en wat is mogelijk? (dit langere artikel is nog onder constructie)

“Ik wil je puppy niet ontmoeten en ik wil hem ook niet horen.” Aan het woord is de Texaanse rechtbankpresident Lee Rosenthal. In een video van het juridische platform Bloomberg Law bespreekt ze samen met andere magistraten de valkuilen van en voorwaarden voor online zittingen. Vóór de corona-lockdowns een uitzondering, tegenwoordig steeds gebruikelijker, ook als er geen directe noodzaak is. Waar haar collega’s vooral wijzen op de technische voorwaarden – een hoofdtelefoon om echo’s te voorkomen, een sterke internetverbinding die je vooraf checkt – wijst zij op het belang van een traditioneel voorkomen. “Ik heb een geweldige rechtbank. Ik zit op een verhoging, geflankeerd door vlaggen. Er prijkt een enorme, klassieke zegel aan de muur. Ik heb niet zo’n wollen trui aan zoals nu, maar een toga. Dit alles draagt bij aan een formele, plechtige procedure. Als je in je kloffie achter je pc gaat zitten, met je paarse sokken, verlies je dat gevoel.”

Met andere woorden: gedraag je online zoals je ook offline zou doen. En zorg voor een respectabele achtergrond, benadrukken haar collega’s. Geen ongepaste en afleidende posters. Dat geldt ook voor het virtuele behang dat je in Zoom, Teams of Meet kunt kiezen. Geen zomers strand of iets dergelijks. Eén van de rechters herinnert zich een zitting die de advocaat vanuit zijn bed deed. Een andere rechter kreeg het ‘binnensmondse’ gevloek van een advocaat mee. Er wordt in deze sessie nog hartelijk om gelachen, maar hun boodschap aan juristen is serieus: virtuele rechtbanken zijn echte rechtbanken, online zittingen zijn here to stay en technische onhandigheid is geen excuus meer. Het is aan advocaten om hun cliënten hierin mee te nemen, zoals ze die ook voorbereiden op een rechtbankzitting ‘in real life’.

Dit ‘rondetafelgesprek’ werd op 11 februari 2021 gepubliceerd. Elf maanden na de eerste lockdown in Texas en twee dagen nadat rechter Roy Ferguson bij het openen van een digitale hoorzitting werd begroet door een advocaat vermomd als een schattig, jong katje. Terwijl het pluizige beestje alle aandacht naar zich toetrekt, horen we de toenemende paniek in de stem van advocaat Rod Ponton. De bek van de kat beweegt ondertussen bijna synchroon mee met zijn verontschuldigingen. Hopeloos verdwaald in de instellingen van Zoom, probeert hij uit te vinden hoe die vermaledijde kat-filter er vanaf moet. Een filter ingesteld door de dochter van zijn assistent, van wie hij de computer even heeft geleend.  “I’m here live. I’m not a cat”, zo verzekert hij de rechter ondertussen, die nog steeds een kitten in beeld ziet. De video van deze hilarische flater ging viraal en bereikte via YouTube binnen enkele dagen miljoenen kijkers.

Het voornoemde speelde zich elf maanden na de eerste lockdown (maart 2020) af. Wat een amateurisme, zou je zeggen, maar gezien het aartsconservatieve karakter van de juridische sector mag het een wonder heten dat rechtbanken überhaupt overstapten op online zittingen. ‘Rechtbanken voor onbepaalde tijd gesloten’, kopte NRC op 26 maart 2020. Al snel werd een noodwet van kracht waardoor urgente zaken wél doorgang konden vinden. Via Skype for Business, waarvoor je je daags vooraf moest aanmelden als journalist. Gewone burgers, zoals de klant van een om het leven gebrachte kapper, hadden het nakijken, stelde juridisch redacteur Folkert Jensma in een NRC-column vast: “Toen ik drie weken geleden een strafzitting bijwoonde, drong het tot me door”, schreef hij op 1 augustus 2020. “De rechtspraak is nu al drie maanden niet meer openbaar. De burger mag er helemaal niet meer bij. Journalisten mogen naar binnen, mits tevoren aangemeld en met niet meer dan drie tegelijk. Maar publiek dus niet – nada, nobody, niemand.” De grote bulk aan rechtszaken, van ontslag tot een zitting over roekeloos rijden, werd vooruit geschoven. Pijnlijk, zo beschreef dagblad Trouw de situatie. “Want of het nou gaat om een strafzaak, een zitting over een omgangsregeling met kinderen, of een conflict tussen werknemer en werkgever: mensen kunnen pas door met hun leven na een beslissing van de rechter.” Jeroen Soeteman, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten, maakte zich in NRC vooral druk om de werkgelegenheid in zijn sector. “Er worden veel minder mensen aangehouden door de politie en ook de voorgeleidingen zijn dun gezaaid. Strafzaken die nu zouden dienen, worden door gerechten zonder overleg met advocaten doorgeschoven naar het najaar.” Hij pleitte voor een noodfonds voor advocaten, omdat ambtenaren van de rechterlijke macht ook gewoon doorbetaald krijgen.

Op 8 mei 2020 kwam Soeteman weer in de lucht, ditmaal met een verontrustende boodschap die ook slachtoffers van misdrijven aangaat. “De rechtbanken en gerechtshoven behandelen samen gemiddeld 6000 zaken per dag”, zei hij tegen EenVandaag. “Daarvan zijn er 1000 strafzaken. 17 maart gingen de rechtbanken dicht, dus ze zijn zeven weken dicht. Dat zijn, simpel gezegd, 35 werkdagen. Dus 35.000 extra strafzaken zijn blijven liggen.” En dat terwijl er al een achterstand van 23.000 strafzaken was. Ter nuancering: urgente zaken, zoals de beslissing of iemand nog langer vast moet blijven zitten, gingen wel door. Hoe primitief het er vaak aan toe ging, getuigt een anekdote van Saskia Belleman, rechtbankverslaggever voor de Telegraaf, in talkshow Beau. “Er werd gepoogd om verbinding te leggen met advocaten en verdachten die allemaal op andere locaties zaten. Er waren op dat moment nog geen videoverbindingen. Dus er zat op een gegeven moment een voorzitter met vijf mobieltjes voor zich op tafel. Die lagen dan naast de microfoon zodat iedereen kan volgen wat er werd gezegd. Maar de voorzitter raakte zelf de kluts kwijt.”

Tegenwoordig gaat het er minder klungelig aan toe. De techniek is uitgerold en kwalitatief beter, de juristen zijn er vertrouwder mee, er zijn handboeken voor procespartijen en de digitale procesgang is in regels verankerd. Op rechtspraak.nl staan instructiefilmpjes voor burgers die binnenkort moeten inloggen op een digitale zitting. Technologische innovatie wordt in de missie van de Raad voor de rechtspraak – het van de regering onafhankelijke orgaan dat de rechtseenheid bewaakt en de bedrijfsvoering van de gerechten faciliteert – overigens niet apart vermeld. Die missie, zoals deze op 14 september 2022 op de website staat, luidt: “De Rechtspraak beschermt rechten en vrijheden, komt op voor de democratische rechtsstaat, zorgt voor een goede toepassing van het recht en voor beslissingen door onafhankelijke, onpartijdige, integere en deskundige rechters.” De visie: “De Rechtspraak is rechtvaardig, toegankelijk, tijdig en transparant en speelt in op maatschappelijke ontwikkelingen.”

Dat kun je lezen als een pleidooi voor meer online zittingen: de rechtspraak wordt toegankelijker als je niet helemaal naar een gebouw hoeft te reizen en door detectiepoortjes moet, maar gewoon vanuit huis (of vanuit de gevangenis) kan inloggen. De rechtspraak wordt tijdiger (op tijd) als geschillen binnen enkele maanden beslecht kunnen worden en niet jaren voortslepen (met oplopende emotionele schade als gevolg). Online kunnen de achterstanden van fysieke zittingen weggewerkt worden. Dit alles maakt de rechtspraak vast en zeker rechtvaardiger.

Over die tijdigheid nog het volgende: wie hard in zijn rechten geraakt wordt (bijvoorbeeld door oplichting of diefstal) en vervolgens onder op een gigantische stapel aangiftes komt, kan gaan twijfelen aan de rechtvaardigheid van de rechtspraak als de dader nog anderhalf jaar ongestraft rond blijft lopen. De verdachte zelf vindt het wellicht vanuit zijn perspectief onrechtvaardig dat hij ‘niet verder met zijn leven kan’ zolang er nog geen oordeel over hem geveld is. Het Zwaard van Damocles hangt boven zijn hoofd. Die dreiging is een straf op zich, een straf die zwaarder wordt naarmate de tijd verstrijkt. Bovendien: wat betekent de uiteindelijke straf nog als een verdachte inmiddels al jaren op het rechte pad is? Er zijn niet voor niets verjaringstermijnen afgesproken. Wie twaalf jaar en een dag geleden een BN’er heeft afgeperst, kan daar niet meer voor vervolgd worden. Moord, doodslag, verkrachting en mensenhandel – misdrijven die de officiële kwalificatie ‘ernstig’ hebben – verjaren echter niet. Voor overtredingen, zoals geluidsoverlast, geldt een verjaringstermijn van drie jaar. Na zorgvuldig onderzoek en het horen van getuigen en verdachten, is een tijdig vonnis dus belangrijk om rechtvaardigheid te bewerkstelligen. Als een misdrijf nog niet wettelijk verjaard is, kan deze wel verjaard aanvoelen. Dat rechtsgevoel is relevant.

VerjaringstermijnSoort misdrijf
6 jaarMisdrijven waarop een boete staat. Of een gevangenisstraf van maximaal 3 jaar. Bijvoorbeeld belediging van de Koning of stroperij.
12 jaarMisdrijven waarop een gevangenisstraf staat van meer dan 3 jaar. Bijvoorbeeld diefstal, oplichting en vervalsing van documenten.
20 jaarMisdrijven waarop een gevangenisstraf staat van 8 jaar of meer. Bijvoorbeeld afpersing, aanranding en samenspanning tot bepaalde misdrijven.
GeenMisdrijven waarop een gevangenisstraf staat van 12 jaar of meer. Zoals moord, doodslag, verkrachting en mensenhandel.Zedenmisdrijven tegen kinderen waarop een gevangenisstraf staat van 8 jaar of meer.
Bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/verjaringstermijn-misdrijven

Dat er een coronapandemie voor nodig was om de rechtspraak efficiënter en digitaler te maken, had er vooral mee te maken dat de rechterlijke macht vanouds wat technofoob is – ook toen al lang bewezen was dat het online prima kon. Die argwaan is overigens niet altijd irrationeel. Procespartijen moeten bijvoorbeeld ‘gezien en gehoord’ worden. Het is dan de vraag of schermcontact wel voldoende is om de gehele persoon te ervaren. Een rechtszaak is immers niet alleen een kwestie van bewijsmiddelen inbrengen en argumenten tegen elkaar wegstrepen, maar doet ook een beroep op het invoelend vermogen van advocaat, rechter en officier. Het is meer dan een wettelijke toets, het komt ook aan op overtuiging en gevoel voor proportionaliteit. Lijdt iemand zichtbaar onder wat hij heeft gedaan, dan moet dat gegeven zich misschien vertalen in een iets lagere strafmaat. In vonnissen wordt zo’n overweging niet gauw op schrift gesteld, in de rechtbankverhalen in dit boek juist wel.

Waar de persoon van de rechter er in het vonnis niet toe doet, laten we die hier dus juist wel zien. Menselijker is overigens niet altijd rechtvaardiger – de wet is leidend, niet de persoonlijke overtuigingen. Wat bestraft moet worden, bepaalt de wetgever (de democratisch ingestelde volksvertegenwoordiging en de regering). Of er voldoende en overtuigend bewijs is, bepaalt de rechter, die vervolgens nog een beperkte hand heeft in de straftoemeting. In dit laatste volgen rechters de ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting’, een leidraad die adviseert in strafvermeerderende en strafverminderende omstandigheden. De psychische kwetsbaarheid van een slachtoffer van verkrachting is reden om een verdachte zwaarder te straffen. Was het slachtoffer ook nog eens aan de zorg van de dader toevertrouwd, dan wordt het nog langer op de blaren zitten. Is de verkrachter door alle publiciteit inmiddels alles kwijt (gezin, baan, huis) dan is dat weer reden voor strafmatiging.

Des te preciezer zo’n leidraad voor straftoemeting is uitgewerkt, des te minder de rechter zelf hoeft te wikken, wegen en moraliseren. Tot zover ‘de menselijkheid’ van de rechter dus. Misschien komt die menselijkheid juist wel beter tot uiting in het civiele recht, waarin de rechters de procespartijen steeds vaker mediation voorschrijven (al pratende tot een oplossing/schikking komen onder voorzitterschap van een onafhankelijke derde). De partijen, zoals een verhuurder die een huurder heeft gedaagd, worden tijdens de zitting zelfs nog de gang opgestuurd – komt het daar alsnog tot een ‘minnelijke schikking’, dan hoeft de rechter geen oordeel meer te vellen. Kan dit alles ook nagebootst worden in een digitale zitting? Tot op zekere hoogte wel natuurlijk: in Zoom kun je ‘Breakout Rooms’ instellen, de digitale variant van twee mensen even ‘de gang op sturen om te schikken’. Maar net als thuiswerken voelt een dag kantoor toch anders aan.

De openbaarheid van rechtspraak, zoals die door magistraten overal uitgedragen wordt, is in de praktijk betrekkelijk. Op www.rechtspraak.nl lijkt het alsof alle vonnissen gepubliceerd worden. De site oogt als een compleet archief waarin zelfs de meest onbetekenende kruimelzaak is terug te vinden. In werkelijkheid is de site juist een uiterst gebrekkig archief. Pas op 31 mei 2021 uitte de Raad voor de rechtspraak het voornemen om in de loop van de komende jaren toe te werken naar online publicatie van driekwart van alle uitspraken. Op dat moment gold dat slechts voor 5 procent.

Wie een willekeurig vonnis doorneemt op www.rechtspraak.nl, komt nergens de naam, geboortedatum of woonplaats van een verdachte tegen. Vrijwel alles is geanonimiseerd. Daar zijn goede redenen voor (privacy), maar openbaarheid is anders. Journalisten, echter, kunnen via de besloten site bestandenpostbus.nl wel de persoonlijke details, soms zelfs de woonadressen, achterhalen van verdachten. Al dit soort persoonlijke informatie wordt tijdens een zitting ook uitgesproken. En daar wringt het wettelijke streven tot openbaarheid met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen.

Bij de meeste strafzittingen is niet eens een journalist aanwezig. Particuliere aanwezigen moeten echt van kwade wil zijn om de ter ore gekomen persoonsinformatie op sociale media te gooien. Is er wél een journalist aanwezig, dan komt hoogstens voornaam en initiaal in de krant. Daar heb je niet zoveel last van met solliciteren. Maar wat als de strafzitting gestreamd wordt via YouTube en aldaar bewaard blijft? Het woonadres van de verdachte, de bespreking van zijn persoonlijke omstandigheden, de details uit het psychiatrisch rapport: dat alles blijft dan tot in de lengte van jaren online staan. Dat staat in schril contrast met de discretie die overheidsdienst Justis betracht in het onderzoek naar iemands strafrechtelijke verleden (Verklaring Omtrent Gedrag). Maximale openbaarheid (live streaming vanuit elke zittingszaal voor iedereen) kan het effect hebben dat veroordeelden nooit meer een tweede kans gegund is. In dat soort gevallen is openbaarheid een stap terug in de beschaving: het te kijk zetten van verdachten en gestraften (schandpaal). Hoe rechtvaardig is dat? Het op afstand bijwonen van zittingen door pers en burger vergt dus ook dit soort afwegingen. In het recente verleden kwam het niet eens tot een afweging: het idee alleen al werd smalend afgewezen, laat staan dat de techniek om dat te realiseren klaarstond.

Lang was het verzet tegen digitalisering (incluis het op afstand volgen van zittingen) ingegeven door de vrees voor privacyschending en schandpalen. Tegenwoordig is er veel meer oog voor de voordelen. Kostenbesparing mag daarin meegenomen worden, zeker in tijden van personeelstekort. Denk alleen al aan al die witte cellenbussen van de Dienst Justitiële Inrichtingen, die criss-cross door het land verdachten en gedetineerden van en naar politiebureaus, rechtbanken, huizen van bewaring en gevangenissen brengen. Sommige zittingen, bijvoorbeeld over de vraag of iemand nog langer in voorlopige hechtenis moet blijven, duren nog geen kwartier. Zo’n ‘verplicht nummer’ kan prima via telehoren: een geluid- en beeldverbinding vanuit een speciale ruimte in een inrichting met de rechtbank.

Hoe verloopt zo’n telehoorzitting? Dat legt de DJI, de uitvoerder van vrijheidsbenemende straffen, als volgt uit: “Voordat de zitting begint, wacht de justitiabele (gedetineerde) in of nabij de telehoorruimte totdat de zitting begint. Hij of zij kan vooraf (telefonisch) met de advocaat spreken. Tijdens de zitting geeft de rechter aan wie wanneer praat. Beeld en geluid van de telehoorzitting worden niet opgenomen. Als de advocaat de justitiabele bijstaat in het gerecht en er is overleg nodig tussen de advocaat en de verdachte, dan kan de verdachte met hem bellen via een beveiligde lijn. Aan het einde van de zitting geeft de rechter aan wanneer de justitiabele, de advocaat en/of de tolk de ruimte moeten verlaten. Na de zitting kunnen de justitiabele en de advocaat elkaar spreken. Bij de telefonische gesprekken tussen de justitiabele en de advocaat is geborgd dat niemand meeluistert.” Met andere woorden: precies dezelfde gang van zaken als in de fysieke wereld, maar nu via een digitale verbinding. Tot slot merkt de DJI op: “De nieuwe landelijke werkwijze, manier van plannen en van communiceren is voor alle partijen nog even wennen.” Dat is tekenend voor deze tijd van snelle digitalisering in een conservatieve sector.

Hoe zou de rechtspraktijk eruitzien als deze nu voor het eerst vormgegeven wordt? Zouden er dan eerst elf rechtbanken, vier gerechtshoven en een enorm pand voor de Hoge Raad gebouwd worden? En daarna, net zoals nu, de overige rechtscolleges uit bakstenen en betonplaten opgetrokken. Denk aan de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep (zaken over sociale zekerheid, studiefinanciering, ambtenarenrecht), de Raad van State (hoogste bestuursrechter die bijvoorbeeld over windmolenparken beslist) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Mededingingswet, tuchtrechtspraak accountants, en dergelijke). Vervolgens moeten al die gebouwen natuurlijk bemenst worden, dus komen er vacatures voor parketwachters, bodes, griffiers, rechters en andere medewerkers. En in elke zaal een portret van koning Willem-Alexander, een rij stoeltjes voor de publieke tribune en bureaus voor de procespartijen. Om met de tijd mee te gaan, wordt – als laatste handeling – elke zittingszaal voorzien van grote schermen en opnameapparatuur voor videoverbindingen met locaties elders. Klaar voor de toekomst.

Je hoeft geen futuroloog te zijn om in te zien dat voorgaande niet aannemelijk is. De rechtspraktijk van nu is een geëvolueerde. Wie de rechtspraktijk echt helemaal opnieuw mag bedenken en inrichten – zonder ballast van tradities en gebruiken – gaat natuurlijk niet eerst offertes bij bouwbedrijven en producenten van detectiepoortjes opvragen, maar in gesprek met creatieve softwareontwikkelaars. Die programmeurs zouden eerst bekend gemaakt worden met de eerder aangehaalde missie en visie van de Raad voor de rechtspraak. Het kan geen kwaad die nog eens te bestuderen: “De rechtspraak beschermt rechten en vrijheden, komt op voor de democratische rechtsstaat, zorgt voor een goede toepassing van het recht en voor beslissingen door onafhankelijke, onpartijdige, integere en deskundige rechters. De rechtspraak is rechtvaardig, toegankelijk, tijdig en transparant en speelt in op maatschappelijke ontwikkelingen.” Hierin wordt dus met geen woord gerept over de voorwaarden voor behuizing en inrichting. Het gaat niet om de vorm (stenen gebouw of digitale omgeving), maar om de uitkomst: bescherming van rechten en vrijheden volgens een vaste en gedragen procedure.

Richard Susskind, hoogleraar aan de Universiteit van Oxford, is de jurist die hier het diepst over heeft nagedacht. Al dertig jaar publiceert hij over legal technology, kortweg legal tech: het digitaliseren of automatiseren van rechtspleging. In zijn boek Online courts and the future of justice (Oxford University Press) kwam hij in 2019 al tot oplossingen die veel en veel verder gaan dan de digitale transitie die rechtbanken tijdens coronatijd doormaakten. In vogelvlucht zullen we in dit hoofdstuk zijn inzichten en vergezichten doornemen, waar nodig aangevuld met wat context en duiding. Het zijn dus niet altijd letterlijke citaten van Susskind, maar wel zijn ideeën. Vrij vertaald en van context voorzien.

  • Op wereldschaal zijn er volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) meer actieve internetgebruikers (50 procent) dan burgers die toegang hebben tot het recht (46 procent). Uit een onderzoek naar de situatie in 106 landen, blijkt dat een derde van de overheden geen regels en voorzieningen heeft voor gefinancierde rechtsbijstand. India kampt met een achterstand van 30 miljoen rechtszaken, Brazilië met 100 miljoen. Zelfs in de meest ontwikkelde rechtsgebieden hebben gerechten voortdurend nood aan middelen en mensen. Processen duren daardoor vrijwel altijd te lang, kosten te veel geld en zijn moeilijk te begrijpen voor gewone burgers. De toegang tot het recht is vrijwel overal gebrekkig.

  • Een gerechtelijk systeem dat verouderd, afstandelijk, onbetaalbaar, traag en onbegrijpelijk is, kan het vertrouwen in de rechtsgang verzwakken. De rechtsstaat is in die zin dan niet meer dan een vage ambitie. Terwijl rechtbanken juist de kern horen te zijn van de sociale orde: bijvoorbeeld in het toekennen van schadevergoedingen, het afdwingen van contracten, het veroordelen van criminelen en het regelen van echtscheidingen.

  • In het informatietijdperk gaat de mens door vier fundamentele stadia. De orale periode, waarin communicatie gedomineerd werd door het gesproken woord. Vervolgens een schriftperiode (spijkerschrift op kleitabletten, later pen en papier), daarna print (boeken) en tegenwoordig kunnen we niet zonder technologie om ons uit te drukken en te presenteren (e-mail, WhatsApp, sociale media, websites). Het vijfde stadium is aanstaande: een tijdperk van transhumanisme (waarin de mens de evolutie in eigen hand neemt en door natuurlijke grenzen heen breekt). In deze laatste fase smelten menselijkheid, robotica, nanotechnologie en genetica samen. Voor nu zitten we nog in de transitie van een op print gebaseerde samenleving naar een digitale samenleving. Het is naïef om te denken dat het werken van rechters hierdoor niet drastisch zal veranderen. Sterker, we moeten vaststellen dat de huidige rechtbanken zijn ontworpen voor een tijdperk dat op zijn einde loopt of zelfs al voorbij is.

  • Patiënten met een hersentumor hebben geen behoefte aan neurochirurgen, ze willen enkel een gezond brein. Voor hersentumoren is neurochirurgie vandaag de dag ongetwijfeld de beste oplossing, maar over vijftig jaar kan hier heel anders over gedacht worden. Dan kijken we terug en denken: wat primitief om voor dit probleem iemands hoofd open te snijden. Ook in het filosoferen over ‘de rechtbank van de toekomst’ is het aan te bevelen je gedachten te sturen naar de wenselijke uitkomst. Dit heet ook wel ‘outcome-thinking’, of uitkomstdenken.

  • Deze vlieger gaat op voor zowat alle professionele diensten. Woningzoekenden willen bijvoorbeeld geen architecten, maar huizen die duurzaam, gebruiksvriendelijk en mooi zijn. Belastingbetalers willen geen accountants, nee, ze willen zo min mogelijk belasting afdragen en tegelijk voldoen aan alle regels. Meer dan vijftig miljoen Amerikanen gebruiken nu al online software waarmee ze precies dat voor elkaar krijgen. Slechts weinigen van hen rouwen om het verlies aan contact met hun boekhouder.

  • En nu we toch bezig zijn: ongelukkige mensen willen geen psychotherapeut, nee, ze willen gemoedsrust. Een revolutionaire manier van denken? Welnee, al dertig jaar geleden hield een fabrikant van elektrisch gereedschap nieuwe werknemers voor dat ze geen boren verkopen, maar gaten: want dat is wat de klanten willen. De verontrustende boodschap aan professionals is dus dat klanten helemaal niet op hen zitten te wachten. De klanten willen alleen de uitkomsten die professionals kunnen brengen. Uitkomsten met twee dimensies: enerzijds praktische resultaten (het klaren van de klus), anderzijds emotionele effecten (geruststelling, vertrouwen, vrede, gezondheid). Indien deze uitkomsten gerealiseerd kunnen worden op een goedkopere, betere, snellere en handiger manier dan de huidige, dan zal de markt naar dat alternatief overstappen.

Wat betekent dit voor advocaten en rechtbanken? Heel simpel: rechtszoekenden willen eigenlijk helemaal geen rechtbanken, rechters, advocaten, regels, procedures en wat al meer. Ze willen rechtvaardigheid, een excuus of erkenning. In de discussie over automatisering haken veel juristen hier af: ze zweren dat dit proces alleen doorlopen kan worden met deskundige, strategische en empathische advocaten, rechters en officieren. Hier maken zij de fout dat ze de manier waarop zij werken hoger aanslaan dan de uitkomsten, redeneert Susskind. Ze verwarren bedoelingen met resultaten. Het gegeven dat het technische alternatief nog onvolmaakt is, wil niet zeggen dat we niet naar de ultieme technische oplossing moeten streven.

Wie had bijvoorbeeld tien jaar geleden gedacht dat supermarkten zonder kassa’s en kassières nu als paddenstoelen uit de grond schieten? De winkel wordt dan leeggeroofd, zouden critici gezegd hebben. Of: ‘Klanten zullen nooit accepteren dat ze zelf hun boodschappen moeten scannen!’ Dit ging overigens niet van de ene op de andere dag, maar in historisch perspectief wel razendsnel. De winkels zijn nog niet eens omgebouwd of de volgende revolutie voltrekt zich: door coronamaatregelen steeg de markt voor het thuisbezorgen van boodschappen in 2021 met 53,1 procent naar 5,9 miljard euro. De verwachting is dat deze markt in 2025 nog eens verdubbeld is. De Nederlandse online-supermarkt Picnic trok in 2021 investeerder Bill Gates aan. Met een kapitaalinjectie van 600 miljoen euro zette de Microsoft-oprichter de toon: zelfs voor de boodschappen komen we ons huis niet meer uit. Terug naar het eerste voorbeeld: het gaat dus niet om de behandeling van de tumor, maar om het verdwijnen van de tumor. En zo is het ook met recht: het gaat niet om de rechtspraak, maar om het realiseren van een rechtvaardige samenleving, waarin wetsovertreders effectief gecorrigeerd worden en waarin wetsovertredingen waar mogelijk voorkomen worden.

Het voorkomen van rechtsproblemen is zogezegd nog beter dan het oplossen ervan. Juist techniek kan ons daarbij helpen. En ook dat is niet revolutionair: wie laks is in het betalen van facturen stelt – uit zelfbescherming – automatische incasso’s in. Op allerlei manieren zoeken burgers en consumenten tegenwoordig hun heil in apps: stappentellers, slaapmonitors, gedeelde agenda’s. Waarom zou dat voor het recht anders zijn? In software voor bepaalde navigatie-apparatuur werd vijftien jaar geleden al een sirene ingebouwd: wie harder reed dan de maximum snelheid, werd geconfronteerd met een loeiende sirene door de radiospeakers. Dan weet je: snel gas terugnemen! Of denk aan het alcoholslot: wie heeft gedronken en uitblaast in een apparaatje, activeert de startonderbreker en kan zodoende niet meer dronken gaan rijden. Legal tech lijkt een specialisme, een niche, maar zal als groeimarkt de rechtssector drastisch veranderen. Het is zogezegd een disruptieve technologie: toepassingen die onze huidige werkwijzen significant veranderen en op den duur zelfs overbodig kunnen maken. Wat nu nog niet voor te stellen is, zal straks de gewoonste zaak van de wereld zijn. Zoals de kassa uit de supermarkt verdwijnt, zo verdwijnt misschien de rechtbank op den duur uit de rechtspraktijk.

Het is aan professor Richard Susskind te danken dat deze vergezichten langzaamaan geaccepteerd worden in discussies over de toekomst van de rechtspraak. Waar in 2018 het al revolutionair gevonden werd als kunstenaars een ronde gesprekstafel voorstelden als rechtbankmeubilair (een tafel waar alle procespartijen, inclusief rechter, elkaar op gelijke hoogte over de zaak kunnen spreken), daar is het nu al praktijk dat rechtszaken geheel vanuit huiskamers gevoerd worden. Het is Susskind die nog een stap verder wenst te gaan: een virtuele ruimte is immers nog steeds een plek waar procespartijen met elkaar in conclaaf gaan. Hoe louterend zo’n theater ook kan zijn, het is nog steeds een nabootsing van de oude gang van zaken. In de volgende vergezichten, ook losjes gebaseerd op zijn boek, richten we ons op de praktische kant van Susskinds futuristische filosofie. Wie dat samenvat als ‘robotrechters!’ zal echter meteen zijn toehoorders in deze sector verliezen. Vandaar de keuze voor een langzame, overtuigende opbouw.

  • Stel je voor dat procespartijen niet meer fysiek samenkomen, maar hun argumenten en bewijzen elektronisch invoeren. De gesproken voordrachten van advocaat (pleidooi) en officier (requisitoir) zijn dan niet meer nodig. Zoals je tegenwoordig petitie-applicaties hebt (namens wie spreek je, wat is je standpunt, wat zijn je argumenten, hoe moet het uitgevoerd worden), zo kunnen ook juristen gedwongen worden hun verhaal toe te snijden op wat een elektronisch formulier vraagt. Dit doet ongetwijfeld afbreuk aan het ‘theater van een zitting’, waarin ook tranen, stemverheffing en ander drama helpen in de overtuiging. Maar de vraag is natuurlijk wel of de manier waarop een verhaal verteld wordt zoveel invloed mag hebben. Uiteindelijk hoort het toch om het verhaal zelf te gaan, om de bewijzen, de persoonlijke omstandigheden, de jurisprudentie, het strafblad, de argumenten, kortom: om de feiten. En dus minder om de non-verbale presentatie daarvan. Richard Susskind benadrukt: in het nadenken over de toekomst van werk in het algemeen is de grote vraag niet of machines ons werk kunnen overnemen. Nee, de vraag is of de uitkomst van het menselijke werk ook geleverd kan worden door technologie, ongeacht de manier waarop. Sterker, de vraag is of we moeten vasthouden aan de traditie van een fysieke rechtbank (of online nabootsing daarvan) als op een gegeven moment blijkt dat een nieuwe technologie tot juridisch hoogstaander en rechtvaardiger uitkomsten leidt. Susskind snijdt dit scherp aan met de metafoor dat we de zeer gewaardeerde beroepsgroep van oncologen heus niet zouden missen als we kanker op een andere, betere en minder ingrijpende manier zouden kunnen genezen.

  • Als huidige systemen niet optimaal functioneren, zegt dat niets over de prestaties van toekomstige technologie. Augmented reality zal naar verwachting alsnog een vlucht nemen, ook al flopte Google Glass jaren geleden op de consumentenmarkt: dat was een bril, ontwikkeld door de zoekgigant, waarmee gebruikers real-time visuele informatie kregen over de fysieke omgeving en mogelijk zelfs personen die ze tegenkwamen (gezichtsherkenning). Ook Virtual Reality, brillen waarmee gebruikers in een totaal andere omgeving geplaatst worden, zouden alsnog kunnen aanslaan. Lang bleef de toepassing beperkt tot de gamerswereld of musea. Het is heel goed voor te stellen dat juist rechtszittingen zich goed lenen voor VR. Zeker voor slachtoffers, die wel bij de behandeling van de zaak aanwezig willen zijn, maar fysiek niet te dicht bij de dader willen zitten.

  • De argumentatielijn van Richard Susskind is als volgt. Het doel is niet om de rechtspraak technologisch hoogwaardig te maken, maar om het recht voor alle leden in de maatschappij beter te laten werken. Rechtsbescherming mag daarin een grotere rol spelen dan nu: in het tot leven brengen van dode letters (‘algemene voorwaarden’ die niemand leest) en in het voorkomen van disputen. Te vaak intensiveert en verergert een rechtszaak een geschil, terwijl een vonnis door menigeen wordt voorgesteld als een eindoordeel. Het recht heeft gesproken, luidt het gezegde dan, en daarna moet iedereen weer verder met zijn leven. In werkelijkheid voegt een rechtszaak vaak juist leed toe, rijt een verhoor oude wonden open en is zo’n proces juist traumatiserend. Advocaten, officieren en rechters erkennen dat ook, bijvoorbeeld met de cynische opmerking dat je in je leven twee gebouwen moet vermijden: het ziekenhuis en de rechtbank. Maar wat als het ziekenhuis niet wordt voorgesteld als een operatiekamer waarin je hoofd wordt opengesneden maar als een gebouw waarin ziektes opgespoord worden voordat ze zich tot iets ernstigs ontwikkelen? In die zin zou een rechtbank ook een preventieve taak kunnen hebben.

  • Videoverbindingen op afstand zijn in de rechtspraak overigens niet iets van de laatste jaren. Zittingen over borgsommen of zittingen met partijen die fysiek nauwelijks in staat zijn om elkaar te ontmoeten (denk ook aan getuige-deskundigen aan de andere kant van de wereld) gingen al ‘vanouds’ via videoverbindingen met de rechtszaal. De alternatieve geschillenbeslechting, ook wel ADR genaamd, zette in de jaren negentig al haar eerste stappen online. Dat kreeg de naam ODR, online dispute resolution, en werd vooral gebruikt in conflicten tussen webwinkel en klant. Soms wordt hierin de gebruikelijke opzet van een fysieke ontmoeting nagebootst, maar steeds vaker behelst het een geheel nieuwe manier van gegevensinvoer en -verwerking. Met geschillenbeslechting kan een onderhandeling, mediation of arbitrage bedoeld worden. In ieder geval is het een buitengerechtelijke aangelegenheid, zonder tussenkomst van een rechter. Partijen leggen zich, tegenover een onafhankelijke bemiddelaar/voorzitter, neer bij de uitkomst. Dat eindoordeel wordt vastgelegd in een contract (naleving daarvan is wel weer afdwingbaar via een rechter). In het boek van Susskind wordt ODR meermaals als voorbeeld aangehaald voor traditionele rechtspraak. Juist omdat in geschillenbeslechting niet alles in beton gegoten is, kan er eenvoudiger geëxperimenteerd en geïnnoveerd worden. De mediator, onderhandelaar of arbiter is niet gehouden aan het Wetboek van Strafvordering. Er zijn wel protocollen, ook van brancheverenigingen, maar in de kern moeten de strijdende partijen het eerst eens worden over ‘de manier waarop’. Daarna kan er toegewerkt worden naar een oplossing van het conflict, wat ook de uitkering van een schadevergoeding kan zijn waarin de partijen zich kunnen vinden. Of, bij arbitrage, waar beide partijen vrede mee hebben omdat ze de arbiter het mandaat gaven. Hoe dan ook: rechtbanken hoeven niet eens het wiel opnieuw uit te vinden, ze kunnen veelal afkijken van experts die dagelijks in de weer zijn met innovatie in online geschillenbeslechting (ODR). Zo bekeken geldt voor de rechtspraak het omgekeerde van ‘de wet van de remmende voorsprong’: juist omdat de rechtspraak op ict-gebied hopeloos achterloopt, is er een grote en snelle inhaalslag te maken. Dusdanig dat de rechtspraak ineens koploper wordt, zoals Picnic nu ook de markt aanvoert in de online thuisbezorging en klanten beter bedient dan de online thuisbezorgtak van Albert Heijn. Dat achterlopers weer koplopers kunnen worden, bewijzen ook traditionele media. Veel kwaliteitskranten zoals The New York Times en in Nederland de Volkskrant waren lange tijd het lachertje van weblogs en later webmagazines. Tegenwoordig is hun digitale know-how sterker ontwikkeld dan dat van menig amateuristisch weblog. Vandaar dat sommige hoofdredacteuren van kranten (die nu meer digitale abonnees hebben dan papieren) nu pleiten voor de aanduiding ‘professionele media’ in plaats van ‘traditionele media’.

  • Eén van de grootste wereldwijde handelsplatformen is de website eBay. Elektronica, auto’s, mode, verzamelobjecten, sportartikelen, kastjes – werkelijk alles is er te koop. Net als in het echte leven, verloopt het contact tussen verkoper en koper daar zeker niet altijd vlekkeloos. Om die geschillen op te lossen, gebruikt eBay een systeem van Online Dispute Resolution (ODR). En daarmee gooit het bedrijf hoge ogen: liefst zestig miljoen geschillen worden door eBay opgelost via twee online formulieren. Hiermee geven koper en verkoper op een gestructureerde manier hun bewijzen en argumenten door, zonder tussenkomst van een derde persoon. Voldoet dit proces niet, dan rest online arbitrage. Dat – iets ingewikkelder – proces wordt geleid door eBay-personeel. Het feit dat hier zo massaal gebruik van wordt gemaakt geeft aan dat verkopers en kopers deze wijze van geschillenbeslechting verkiezen boven een gang naar de rechtbank. Stel je voor wat het zou betekenen voor de kosten en doorlooptijden als rechtbanken en gerechtshoven de technieken van eBay zelf zouden toepassen in de behandeling van eenvoudige geschillen.

  • In de Canadese provincie Brits-Columbia werd in 2016 al een stap gezet om de overheid online geschillen te laten beslechten. De zogeheten Civil Resolution Tribunal (CRT) behandelde claims tot 25.000 Canadese dollar. Denk aan niet afgeloste schulden van burgers bij bedrijven, materiële schades en huurgeschillen. De behandeling verloopt via drie niveaus. Eerst verkent een CRT-medewerker het probleem. Deze ambtenaar draagt een oplossing aan. Zien de strijdende partijen die oplossing niet zitten, dan vullen ze een online onderhandelingsformulier in. Een mediator zal op basis van de aangeleverde gegevens en argumenten de partijen horen en nader tot elkaar proberen te brengen. Lukt dat niet, dan komt een arbiter met een bindende beslissing. In dit gehele proces komen partijen niet fysiek bij elkaar en wordt er met geen hamertje geslagen.

  • In 2000 werd bij wet de ‘UK Financial Ombudsman Service’ (FOS) ingesteld. Een orgaan dat zich toelegt op alternatieve geschillenbeslechting en in beginsel online functioneert. Het betreft zaken tussen consumenten en financiële instellingen. In 2013/2014 werden er 518.778 geschillen opgelost, waarvan 487.749 afgedaan door casemanagers. Fysieke hoorzittingen bleken nagenoeg onnodig. Vanuit de markt werd in die tijd Resolver ingesteld: een online dienst die consumenten helpt hun klachten onder woorden te brengen, vaak met behulp van standaardteksten die aangeklikt kunnen worden. Dat heeft het voordeel dat verbaal/schriftelijk zwakke consumenten niet het onderspit delven. Maar ook de ontvangende partijen, de beklaagde bedrijven, hebben er voordeel bij: geen hele epistels waar gaan touw aan vast te knopen is, maar een stroom klachten die afzonderlijk op precies dezelfde manier, coherent, opgebouwd zijn. Waar in een rechtszaal de presentatie, non-verbale uitingen en retoriek nog wel eens van doorslaggevend belang kan zijn, daar gaat het in deze onlinegeschillenbeslechting om de kale feiten. De populariteit ervan leert dat de gebruikers vrede hebben met het onpersoonlijke karakter – als hun zaak maar serieus behandeld wordt en de uitspraak begrijpelijk.

  • Susskind kwam ooit met het plan voor ‘Her Majesty’s Online Court’, voor civiele dispunten met lage claims. Het proces zou de rechtszoekende voeren langs de volgende stadia. Eerst een online evaluatie die gebruikers helpt om hun grieven te classificeren en hun problemen te categoriseren. Doel van dit stadium is vooral het leren begrijpen van de eigen rechten en plichten. Idee is dat dit ook kan bijdragen aan het vermijden van conflicten: als de grieven eenmaal vertaald zijn naar een juridisch probleem, kan de rechtszoekende veel beter inschatten of het zin heeft te procederen. Het morele gelijk wordt dan getoetst aan het wettelijke gelijk.

  • In het tweede stadium draait het om online facilitering. De procespartijen spreken dan online over het probleem wat ze met elkaar hebben (mediation, onderhandeling). Dit geschiedt dan onder leiding van een medewerker. De uitkomst kan zijn dat het probleem hier al wordt ingekapseld en niet verder escaleert.

  • De online rechtbank moet volgens Susskind werken met simpeler regels dan het huidige. Regels die deels onzichtbaar zijn omdat ze verwerkt zijn in het radarwerk van de online rechtbank. In een huidige rechtszaak wordt het proces gevoerd door juristen die ervoor gestudeerd hebben. Zoals je ook op de snelweg alleen mensen met een rijbewijs hebt. Maar wat als mensen over de weg gereden worden zoals buspassagiers? Dan hoeven ze de verkeersregels niet te kennen en komen ze toch op hun bestemming uit. Kortom, de online rechtbank moet vooral handiger, goedkoper, sneller en begrijpelijker zijn, en het liefst zonder advocaten. In de ideale situatie kunnen rechtszoekenden zichzelf representeren bij kleine claims. Want juist bij kleine bedragen is het vaak niet rendabel om een advocaat in te schakelen.

  • Wie ‘niet kan of wie niet wil’ zou alsnog naar een traditionele hoorzitting moeten kunnen gaan.

  • We waren ons bewust van het uitdagende plan. Rechters zonder rechtbanken. Gerechtigdheid zonder advocaten. Het idee alleen al. Maar de initiële respons was hartverwarmend. Er was aanzienlijke media-aandacht en gunstig gestemde artikelen. Pas later kwam de argwaan.
  • Het traditionele rechtbankwerk is synchroon: de procespartijen komen samen in hetzelfde moment, op dezelfde plaats, de communicatie is direct over-en-weer, gelijktijdig. De opvoering is live. Een online court waarin de deelnemers hetzelfde ‘kunstje’ doen, maar dan online, is in die zin nog steeds traditioneel. Een voorbeeld van asynchrone communicatie is e-mail. De ontvanger bepaalt zelf wanneer de verzonden boodschap gelezen en beantwoord wordt.

  • De oppervlakkige vraag ‘Kunnen machines menselijke rechters vervangen’ herbergt ten minste vijf vragen. De eerste: is het technisch mogelijk? De tweede, indien het technisch mogelijk is, is het moreel acceptabel als machines rechterlijke functies innemen? Derde vraag: commercieel geschikt? Wegen de economische voordelen op tegen de kosten? Vier: is het cultureel houdbaar, zullen de huidige gerechten, die gedomineerd worden door eeuwenoude procedures, dit niet afwijzen? Finaal, een filosofische vraag: is het qua jurisprudentie coherent om zulke systemen te ontwikkelen? Is er iets heel specifieks aan de structuur en natuur van het gerechtelijke beslissingsproces, voor een deel of geheel, dat buiten het bereik van programmeren valt?

  • Critici falen erin onderscheid te maken tussen systemen die proberen na te bootsen wat rechters doen. En systemen die de uitkomsten leveren die we van rechters verwachten maar dat op een niet-menselijke manier doen. De valkuil is om techniek af te wijzen met het argument dat rechters bogen op hun creativiteit, vakmanschap, individualiteit, lerend vermogen, inspiratie, intuïtie en boerenverstand. Stel je dat centraal en vraag je je af of computers dat ook kunnen, ja dan ga je computers afwijzen. Ook de volgende redeneertrant is niet oké: 1) Rechters denken als ze hun werk aan het doen zijn. 2) Machines kunnen niet denken. 3) Machines kunnen dus niet het werk doen wat rechters doen. De error hier is de aanname dat de enige manier waarop machines werk kunnen overnemen van mensen is door de manier van menselijk werk na te bootsen. Beter om te focussen op outcome-thinking. Niet focus op hoe mensen doen wat ze doen, maar focus op de output en de voordelen die dat met zich mee brengt. Het is zaak om ook zo over AI te denken: zou dat het mogelijk maken om dezelfde standaard of hoger te leveren, door niet te repliceren wat rechters denken en redeneren maar door hun eigen onderscheidende capaciteiten te benutten: brute proceskracht, enorme hoeveelheid data, opmerkelijke algoritmes.

  • De eerste technische vraag. Kan een machine denken, werken, emote, creeren, redeneren en voelen als een menselijke rechter? Nee. Neurofysiologisch en neuropsychologisch, alleen een mens van vlees en bloed kan functioneren zoals een menselijke rechter doet. De tweede technische vraag is of de uitkomst van de rechterlijke methode te repliceren is. Simpel gezegd: beslissingen omkleed met redenen. De verwachting is dat dit zeker binnen 100 jaar het geval zal zijn. En de derde vraag: is het mogelijk om systemen te ontwikkelen die ons de sociale en economische uitkomsten geven die we verwachten, maar dan op een niet-menselijke productiemanier? Dit gaat over machine learning.

  • Als een hamer het enige gereedschap is waarover je beschikt, ben je geneigd ieder probleem als een spijker te zien. Het is een bekende uitspraak die ik regelmatig gebruik, en wordt toegeschreven aan Abraham Maslow. Als machines de uitkomst van machines beter (betrouwbaarder, goedkoper) kunnen voorspellen dan advocaten, dan zal de markt voor dit soort vraagstukken omslaan naar systemen. Voorspellen in dagelijkse praktijk in het juridische bedrijf. Als advocaten proberen uit te vinden wat de rechten en plichten van hun clienten zijn, dan zullen ze praten in termen van ‘wat zou de rechter beslissen als deze kwestie voorgelegd wordt’.

  • Probleem: het proces van gerechtigheid brengen kan niet worden geobserveerd. Zelflerende computes zijn vaak ondoorzichtigig, hun proces is niet transparant. Hoe geavanceerder deze AI-machines worden, hoe onmogelijker het wordt dat ze het gaan uitleggen. Zo’n AI-rechter kan dan een black box worden. Dat draagt niet bij aan de acceptatie van de beslissing. Voorspellingsmachines. Probleem is ook bias: als voorgaande uitspraken vooroordelen bevatten, dan zullen toekomstige uitspraken dat absorberen. Vervuilde data dus. En de algoritsmes itself zouden de vooroordelen van programmeurs kunnen reflcteren. Dit zijn de tekortkomingen van zelflerende systemen in het algemeen: ze zijn niet transparant en de data kan besmet zijn. Ook lastig: het uitleggen van hoe een zelflerende machine tot de beslissing komt is eigenlijk niet mogelijk, want die beslissing is op een andere manier tot stand gekomen.

  • Kritiek is vaak dat zelflerende machines (voorspellingsmachines) zich enkel baseren op data uit het verleden. Maar is dat met menselijke juristen dan anders: baseren die zich op data uit de toekomst? Data uit het verleden is alles wat we hebben, behalve dat machines toegang hebben tot data die veel groter is dan mensen ooit kunnen verhapstukken. Denk aan de achterstand in Brazilie van 100 miljoen rechtszaken. Veel daarvan zijn laag in waarde en routineus af te handelen. Zelfs als we de meest negatieve commentaren volgen, zou het niet beter zijn als hier een machine mee aan de slag gaan in plaats van dat ze nooit behandeld worden?

  • Traditionele rechtbanken zijn vooral real-time transparant, benadrukt Susskind. Terwijl online rechtbanken een veel grotere informatie-transparantie hebben. Er zijn meer meer actieve internetgebruikers (53 procent) dan mensen die toegang hebben tot rechtspraak (46 procent). Een miljard mensen heeft dagelijks basale juridische hulp nodig, terwijl slechts een fractie daarvan actie onderneemt. Er is een explosie geweest aan websites die juridische uitleg geven over rechten en plichten, die mensen gidsen door het woud aan wet- en regelgeving. Maar er zit een enorme kloof tussen het vertellen aan mensen wat hun rechten zijn en het effectueren daarvan. Het ontbreekt aan middelen om hun rechten te effectueren. Dit is als het ontvangen van een medische diagnose zonder medische of chirurgische hulp daarna. Online rechtbanken zijn niet alleen een gids, maar geleiden de rechtszoekende ook door het rechtsstelsel. In een traditionele setting kan dat alleen met behulp van advocaten. Online rechtbanken overbruggen de kloof tussen juridisch begrip en remedie. Hierdoor zullen steeds meer mensen zichzelf kunnen representeren, zonder hulp van een dure advocaat. Vooral de landen met grote achterstanden in hun traditionele rechtbanken, of zeer beperkte toegang, hebben online nood aan online rechtbanken. Het huidige rechtsstelsel dateert uit de twaalde eeuw. Dat is 900 jaar oud. Natuurlijk waren er in de oudheid ook rechter-achtige taferelen, maar het huidige stelsel lijkt nog het meest op wat Henry II (1154-1189) instelde. Twaalf lokale ridders die onenigheden settlen.