Twee schoenen, twee maanden gevangenisstraf

“U weet hoe het hier gaat,” zegt de rechter tegen de 49-jarige Mustafa, die blijkbaar niet voor de eerste keer de Rotterdamse rechtbank betreedt. Ditmaal deed een schoenenwinkel aangifte. Hij zou met een paar instappers in zijn tas, ter waarde van 29,99 euro, de kassa voorbij zijn gelopen.

En dat in zijn proeftijd. De drie maanden celstraf die hem bij een eerder delict voorwaardelijk zijn opgelegd, dreigen nu ten uitvoer te worden gelegd. “Hoe zit dat met die schoenen?” vraagt de rechter. “Ik wilde buiten pinnen,” stamelt Mustafa. De rechter fronst. “We zullen eens kijken.”

Uit het dossier leidt de rechter af dat Mustafa op het bureau, in een vlaag van eerlijkheid, reeds schuld bekende. En niet alleen voor hetgeen hij gearresteerd was. “U vertelde dat u de dag ervoor ook schoenen had gestolen en dat u ze dan verkoopt in het koffiehuis.”

De zitting verloopt niet helemaal zoals de advocaat verwacht had. Waar Mustafa op het bureau bekend had, daar gooit hij het nu op een misverstand over buiten pinnen. “Zou ik heel eventjes met mijn cliënt mogen overleggen?” vraagt de advocaat. Dat mag van de rechter. Hij verwijst ze naar de gang.

Tien minuten erna wordt de zitting hervat. Ditmaal met een verdachte van wie alle moed in de schoenen is gezonken. Hij verbergt zijn gezicht in zijn handen. “Hij schaamt zich diep,” licht de advocaat toe. “Er zijn ook allemaal mensen in de zaal. Hij wil graag opnieuw beginnen en zijn verhaal doen.”

Mustafa komt ter zake. “Ik heb er heel erg spijt van,” zegt hij. De rechter: “U zegt eigenlijk: ik heb ze gewoon gepikt.” Het zit de rechter niet lekker dat de verdachte zijn verdedigingsstrategie heeft gewijzigd. “Vervelend dat u hier eerst een onwaarheid hebt verteld.” Mustafa: “Ja, is waar, maar…”

In 1982 ging Mustafa voor het eerst de fout in, weet de rechter. Sindsdien is hij van de draaideur. “Waarom gaat het toch iedere keer weer mis?” Mustafa haalt zijn scheiding aan. Vijf jaar geleden verloor hij zijn huis en de kinderen. De rechter: “Het is dus nog steeds allemaal een puinhoop.” Maar dat valt mee, zegt Mustafa. De gemeentereinigingsdienst roept hem nog regelmatig op voor klussen.

Een batterij aan instanties probeert Mustafa in het gareel te houden. In zijn dossier zitten papieren van de sociale dienst, een kliniek, een ggz-instelling en een re-integratiebedrijf. Er is hem opleiding in het vooruitzicht gesteld. Maar daar verwacht Mustafa niet zo veel van. “We krijgen geen subsidie.”

Het is niet allemaal onwil. Mustafa kampt met een heroïneverslaving en wordt daarvoor behandeld met het afkickmiddel methadon. De rechter zucht. “U bent al bijna vijftig toch? Zo kunt u toch niet leven?!” Verder is Mustafa geestelijk in orde, meent zijn psycholoog. In het bijgevoegde rapport staat dat zijn antisociale gedrag vooral is ingegeven door zijn verslaving. Een ander rapport rept over zijn grote ambitie: miljonair worden. De rechter: “Daar moet nog wel wat voor gebeuren, geloof ik.”

De advocaat reikt de rechter een brief aan van de ggz-instelling waar Mustafa loopt. Daarin lovende woorden. Mustafa komt afspraken na, is vriendelijk en staat ingeschreven voor een cursus inburgering. “Het lijkt een beetje een herhaling van zetten,” oordeelt de rechter. “Het gaat allemaal heel langzaam.” Het spijt me, zegt Mustafa. De rechter: “Maar dat heeft u weleens eerder gezegd.”

Nu is het woord aan de officier van justitie. “Ja, u heeft er spijt van en schaamt zich heel erg,” zo beschrijft ze Mustafa’s proceshouding. “Toch ging u in uw proeftijd weer de fout. Het is een voltooide winkeldiefstal. De schoenen zaten al in uw tas. We hebben hier zittingen vol met winkeldieven. Het loopt de spuigaten uit. Eigenlijk ben ik er een beetje klaar mee.” Haar eis luidt: tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke drie maanden. En voor deze diefstal een maand erbij.

Voltooid delict? Dat ziet de advocaat anders. Mustafa heeft de schoenen namelijk niet “ongestoord” kunnen bezitten. “Hij is vrijwel direct tegengehouden. De schoenen zijn niet de winkel uit geweest.” Ook vindt ze dat de rechter de ggz-brief wel erg gemakkelijke terzijde schoof. Daarin stond ook het advies om bij veroordeling een taakstraf op te leggen, geen gevangenisstraf. Mustafa zit volgens zijn behandelaar namelijk in “een positieve cirkel van behandeling en structuur.” Mustafa waagt nog een poging de rechter te overtuigen van zijn goede wil: “Ik heb spijt, ik schaam mij heel erg.”

Het helpt allemaal niet. De rechter betoogt dat Mustafa moet inzien dat het dievenpad een doodlopende weg is. Hij acht daarom celstraf op zijn plaats. Wel is hij milder dan de officier. Hij vonnist een maand voor de schoenen en tenuitvoerlegging van een derde van de voorwaardelijke straf. “Dus twee maanden de gevangenis in.” En over dat schamen wil hij niets meer horen. “U schaamt zich ook niet om hier op de zitting een leugentje te vertellen.”